Eric Harland

Meer vrijheid

Slagwerkkrant Plus 20-06-2008 14:32

Voor het artikel in Slagwerkkrant 145 gaf Mark Eeftens een weergave van zijn gesprek met de bijzondere Amerikaanse jazzdrummer. Voor Slagwerkkrant Plus komt hij er graag nog even op terug, met wat persoonlijke aantekeningen bij het concert en extra interviewfragmenten.

Ik was al een tijd erg blij met het spel van Harland op de in het interview genoemde cd’s. Ik had hem jaren daarvoor al op het North Sea Jazz Festival gezien en vond hem daar erg goed maar niet opvallend of top. Echter op Sangam en True Life Stories zijn zowel zijn begeleiding als zijn solo’s van grote klasse. Toen we hoorden dat hij naar Nederland zou komen heb ik in het grootst mogelijke lettertype naar de hoofdredacteur gemaild dat ik hem wel wilde interviewen, en dat mocht gelukkig.

Concert SFJazz
Het optreden van SFJazz in het Bimhuis was ontzettend goed. SFJazz is een collectief van topspelers dat zich zowel met educatie als met optredens bezighoudt. Elk bandlid draagt één of meer eigen composities aan, speciaal gearrangeerd voor de band en daarnaast wordt er elk jaar één grote naam uit de jazzwereld gekozen waarvan composities eveneens speciaal voor de band worden gearrangeerd. Vorig jaar was dat Thelonious Monk en dit jaar is het Wayne Shorter. Meer informatie over dit zeer uitgebreide collectief vind je op sfjazz.org. Opvallend was dat alle bandleden volledig eensgezind en democratisch te werk gingen toen bij de soundcheck nog even wat nummers moesten worden doorgenomen. Niemand ontpopte zich als een leider; óók saxofonist Joe Lovano - toch een bekende vogel - was één met de groep. De spelers hadden zich er niet gemakkelijk van af gemaakt, want zo maar een nummertje rechtdoor spelen was er niet bij. Elk nummer was mooi gearrangeerd, compleet met polyritmiek, mooie harmonieën, metrische modulaties en andere knappe ritmische vondsten. Geen gemakkelijke hapklare kost dus, en gelukkig maar, want daarvan is er vandaag de dag al genoeg. Voor SFJazz moet de luisteraar wat moeite doen want er komt een hoop op hem af.

Hier ontpopten zich ook de voordelen van de heerlijke zaal die het Bimhuis is: je kon alles goed horen, de grote dynamische diepte van de band kwam in de mooie akoestiek goed tot uitdrukking en niemand zat ver van de band af. Harland was all over the place met zijn weergaloze spel en had ondanks de grootte van de band (vier blazers, vibes, bass, piano en drums) alle ruimte om het ene idee na het andere de ruimte in te slingeren, zonder de andere musici te storen bij hun solo’s. Integendeel, hij stuwde de solisten meer dan eens naar grote hoogten. Toen ik John Engels een paar dagen later vroeg wat hij ervan vond, was zijn voornaamste commentaar: ‘Crimineel! Crimineel! Crimineel!’

Cool
Als interviewer moet je geduld hebben, want ik was om vier uur ’s middags in het Bimhuis en kon Harland uiteindelijk pas na de eerste set (een uurtje of zes later) spreken. Tijdens het opbouwen en de soundcheck - leuk om bij te zijn - beloofde hij gelukkig wel alle medewerking. Amper tien tellen na zijn drumsolo ni de eerste set nam Harland me mee naar de Bim-catacomben voor het interview. Voor iemand die net een gierende solo had gegeven zat hij opvallend ontspannen op zijn bankje, alsof hij net in zijn volkstuintje had staan genieten van de eerste lentezon. Geen druppeltje zweet, geen handdoek en geen drinken. Hij beantwoordde geduldig mijn vragen en werd pas onderbroken toen bleek dat de tweede set begon en de hele band al bijna weer op het podium zat. Na het optreden wilde hij even een paar minuten rust om daarna het interview weer even geduldig af te maken. Harland heeft een diepe, donkere stem en zijn ‘coolness’ deed me even denken aan die van Morris Day die in de Prince-film Purple Rain na een heftig funknummer verklaart: ‘I didn’t even sweat!’

Heb je de historie van jazzdrummers vanaf het begin tot nu bestudeerd? Ik hoor zoveel verschillende elementen in je spel.
‘Ja, maar eigenlijk heb ik dat omgekeerd gedaan. Ik speel muziek om dat ik ervan hou. Ik leer eerst de muziek spelen en doe dan het onderzoek. Ik val pas voor de pure geschiedenis of de educatieve kant van muziek als ik die muziek gespeeld heb. Dan pas denk ik: wow, gaaf, en wil ik weten waar het vandaan komt. Op elke andere manier zou het geforceerd overkomen op mij, omdat ik iets doe waar ik misschien niet klaar voor ben, omdat ik het nog niet ondervonden heb, snap je? Dat zou niet echt zijn. Ik wil eerst voelen wat het is, het meemaken, het spelen en dan wil ik weten waar het vandaan komt. Dus nu bestudeer ik Max Roach, Kenny Clarke, Shelly Manne, en wow, man, nu snap ik wat zij de muziek gebracht hebben! En er zijn er zó véél!

Ik luisterde pas naar een solo van Sid Catlett, en wow, wat was dat al muzikaal! Zo lang geleden en al zo goed, zo muzikaal, zo smaakvol! Maar ik kan het nu waarderen omdat ik er van hou, omdat ik het begrijp, en het heeft me een tijdje gekost om daar te komen. Ik was eerder veel meer geboeid door gasten als Jeff Watts, vanwege al zijn polyritmische chops, Dennis Chambers en Dave Weckl… Dat kwam eerst op mijn pad, en alles daarna vergeleek ik weer daarmee. Toen kwamen Elvin Jones en Tony Williams. Eerst dus de drummers waarvan ik de chops te gek vond. Daarna keek ik steeds meer naar de muzikale, ondersteunende kant van de zaak. Hoe ondersteunt de drummer de andere muzikanten? En zo ging ik luisteren naar andere drummers. zoals Roy Haynes. Hoe tilde hij de muziek naar een hoger niveau met zijn subtiele fratsen? Maar iedereen moet zijn eigen weg zoeken, hoor!’

Ben je zo diep gegaan dat je zou kunnen spelen zoals bijvoorbeeld Haynes? Ik heb wel eens gehoord dat zelfs saxofonist Michael Brecker het spel van verschillende drummers kon laten horen.

‘O ja man, hij is zeker een van mijn favorieten! Mijn spel zat eerst ergens tussen Elvin Jones en Jeff Watts, want dat was echt mijn ding. Maar toen kwamen Jack DeJohnette en Roy Haynes en later natuurlijk Tony Williams. Toch kon ik daar in het begin niet bij in de buurt komen, want Tony was zó precies, zó accuraat. Je moest een fenomenale techniek hebben om zelfs maar in zijn buurt te komen. Zoals hij zijn kit rond speelde, niet alleen met singles in de handen, maar ook tussen handen en voeten, dat was ongelooflijk! (zingt een stukje voor: doeggedoegge takkedoeggedoegge takke skátskát) Weet je, alles is zo… perfect. Zelfs als hij out of time speelt, is hij nog perfect!! Hij was echt de perfecte drummer als het gaat over controle over het instrument. Dus ik moest eerst dat niveau van controle zien te halen om zijn spel te kunnen integreren.’

Je speelt matched grip en dat is behoorlijk opvallend voor een jazzdrummer in een wereld waar juist steeds meer mensen weer traditional spelen!

‘Ik speelde vroeger traditional als ik jazz speelde en matched als ik funk speelde, maar dat wisselen werd véél te gecompliceerd. Ik wilde gewoon alles met één grip kunnen, want ik werd moe van dat constante wisselen. Dus ik moest oefenen om alle gevoelige jazzstukken matched te spelen, want mijn linkerhand was natuurlijk gewend om stevig te spelen en de twee en vier te meppen.’

Hoe kwam het magische Sangam-concert tot stand met James Lloyd? Ik heb die cd denk ik zo’n honderd keer gedraaid!

‘Charles’ favoriete drummer was Billy Higgins. Die bracht hem in contact met Zakir Hussain waar ik al eens mee gespeeld had. Toen Billy overleed, kwamen ze dus bij mij terecht. Dat concert was magisch, want we hadden nog nooit samen gespeeld. We besloten om gewoon zonder soundcheck of repetitie het podium op te gaan en gewoon te gaan spelen om te zien wat er zou gebeuren! Dat werd het geluid van de groep. We hadden geen gezamenlijk repertoire, want we kwamen uit verschillende werelden. Het was dus gewoon gaan zitten, goed luisteren en gáán.’

Was je verbaasd over Zakir Hussain?

‘Ja man, niet normaal… Alle dingen die hij uit die trommels haalt, en zó precies! Hoe erg ze ook naast de tel gaan zitten, ze komen altijd weer terug. Ik weet niet of dat concert gefilmd is, maar later is dat wel gebeurd, en toen hadden we natuurlijk veel meer samen gespeeld en een soort repertoire opgebouwd.’

Even storen?
Op dat moment komt er een andere drummer binnen die zegt: ‘Sorry mag ik even storen? Jij bent mijn held Eric, kunnen we even samen op de foto?’ De drummer is Yonga Sun, geen onbekende dus. Harland neemt uitgebreid de tijd voor een hug en een paar foto’s.

Yonga Sun neemt spontaan een stukje interview voor zijn rekening: ‘Ga je hem ook vragen hoe hij het doet, waar hij elke avond de inspiratie vandaan haalt om zo te spelen? Want anders vraag ik hem dat nu!’ ‘Ga je gang’, antwoord ik, want in de verrassing schuilt vaak het moois…

Yonga:

‘Ik ben zelf drummer en als ik elke avond hetzelfde repertoire speel, vraag ik me vaak af hoe je het fris houdt en hoe je geïnspireerd blijft!’

Harland:

‘Ga voor wat je voelt, man! Je moet stoppen om het leven te bezien door een bril van angst. Je ervaart dingen meestal niet zoals je ze zijn, omdat je ze afzet tegen een ervaring uit het verleden en vaak zit daar angst of schaamte in. Vaak ben je bang, en je neemt je angst en schaamte mee in je gedrag of je spel: hoe kom ik niet weer in die situatie terecht? Wat je zou moeten doen is het gewoon loslaten en het laten gaan! Als ik het verknal, dan geeft dat niet, want ik ben de énige persoon die mij zou moeten beoordelen! Je moet voorbij die angst gaan en gewoon spelen en gaan! En zodra je dat doet, opent er een enorme bron van informatie voor je. Je kunt gewoon organisch opstijgen met de rest, en alles laten gebeuren. Probeer het maar. Kijk wat er gebeurt. Wat heb je te verliezen?’

Wow! Diep! Ik heb nog een paar meer aardse vragen. Je speelt met een 16” hihat met sleuven erin, dat lijkt me erg ongewoon in de jazzwereld?

‘Die sleuven laten het geluid meer ademen. Het is zwaar, maar het heeft een dun, crispy en trashy geluid, en dat vind ik lekker. Ik heb zelfs 18” geprobeerd met twee crashes op elkaar, en zo kwam ik op de 16” uit! De fabriek heeft er een paar voor me gemaakt. Ik gebruik ze voor alle situaties, dus laat dat mijn geluid maar zijn!’

En je racktom, wat is dat?

‘Dat is een tabladrum die je met stokken kunt bespelen. Ik heb hem gekocht in India toen ik daar was met Zakir. Ik vroeg of je ze met stokken kon bespelen, en dat kon. Zo konden we onze geluiden mooier mengen. Toen ging ik hem ook voor andere gigs gebruiken, en iedereen vond de klank zo gaaf dat ik besloot hem vast in te lijven in plaats van een gewone hangende tom. Het is een ander geluid, iets unieks.’

Krijg je altijd zo enorm veel vrijheid als met deze band of moet ook wel eens spang spangalang spelen?

‘Soms moet ik dat wel, ja, maar ik probeer de vrijheid te houden en mezelf niet te laten binden. Zelfs als ik meer gestructureerd moet spelen, probeer ik daar toch de vrijheid in te houden. Anders sluit je jezelf af voor het leven. Je ervaart niet wat het leven is. Maar er zijn genoeg manieren om het te laten ademen. Veel solisten luisteren niet naar de ideeën die je ze al spelend aanreikt, en er zijn manieren om ze daar uit te krijgen. De beste manier is om heel veel ruimte in je spel te brengen, want dán moeten ze gaan nadenken over wat er gebeurt. Als je gewoon pingaling pingaling blijft spelen, dan worden ze niet wakker. Maar als je opeens een gat laat vallen, moeten ze opeens gaan nadenken over wat er gebeurt! Dat zijn van die leuke trucjes! Ping-ping-ping-pingaling-ping-ping-te-dááhhhhhhh………-ping…….pingaling-ping ping ping te dáhhhhhh…………….’
zoeken
zoeken