Extra shuffles bij Cursus Spelen, Shuffle II
Zestien extra shuffleritmes
Voor alle ghostnotegrooves geldt dat je moet streven naar een groot dynamisch verschil tussen je harde en zachte noten. Speel de ghostnotes met een slaghoogte van ten hoogste 1cm tot 1½cm en sla het accent op de tweede en vierde tel met een flinke mep. Hoe groter dit verschil, hoe groter de dynamische diepte, en hoe mooier het klinkt. De ghostnotes moeten voor de luisteraar eigenlijk net klinken als subtiele hihatnootjes, waardoor er een mooi rollend, lopend en stuwend effect ontstaat.
Pas wel op; we voeren de ghostnotes hier zó ver door, dat het bij een bandje ook te veel van het goede kan zijn voor het nummer dat je speelt. Als het overdone is, laat dan noten weg en denk aan het volgende citaat:
"Just because you’re able to play something, it doesn’t mean you have to do it!"
Download het document als pdf met de ritmes aan de zijkant van dit artikel. Hieronder vind je de uitleg per ritme.
Ritmes 1, 2 & 3
Hier speelt de linkerhand meer ghostnotes dan hij normaal gesproken zou doen. De tweede en vierde triool van de maat zijn er helemaal mee opgevuld, en dat geeft een mooi rollend effect. Het is lastig om twee ghostnotes na een accent te slaan, dus oefen dat eventueel eerst gewoon los. Zoals reeds gezegd, slaghoogtebeheersing (prachtig woord, staat dat al in Van Dale?) is hier cruciaal.
Ritmes 4, 5 & 6
Kwamen de ghostnotes eerst na de snareklap, nu komen ze ervóór. Ook lastig, maar goed uitgevoerd klinkt het te gek. Langzaam beginnen en goed letten op de plaatsen waar snarenoten en hihatnoten elkaar overlappen!
Ritme 7
Hier zitten gewoon schandelijk veel ghostnotes in! Eerst twee ghostnotes, dan een snareaccent, en dan weer twee ghostnotes. Je moet hier je techniek goed op orde hebben, anders krijg je het er op tempo nooit uit geslagen. Als het eenmaal lukt, klinkt het te gek, al moet je ook hier weer oppassen dat je niet te veel doet als het liedje het niet nodig heeft.
Ritmes 8, 9 & 10
Dit zijn eigenlijk gewoon aanvullingen op de ghostnotes die in de cursus Spelen in Slagwerkkrant 143 staan. Ze zijn wat makkelijker dan de voorgaande ritmes.
Ritme 11
Dit ritme wordt in blueskringen ‘backward shuffle’ genoemd, omdat er geen harde backbeat op de tweede en vierde tel zit. Voor ons klinkt het een beetje als een ritme dat met carnaval in de polonaise gespeeld wordt, maar in een bluessetting kan het ook heel aardig klinken.
Ritmes 12 & 13
De ‘Betonshuffle’, vanwege het zware bassdrumgeweld, is een perfecte training voor je bassdrumvoet. Wat kun je winnen? Kracht, uithoudingsvermogen, snelheid én timing! Wie wil dat niet?
Ritmes 14, 15 & 16
‘Aan de onderkant’ spelen we de bluesshuffle: bass in vieren, hihat op twee en vier. De linkerhand speelt de shuffle met ghostnotes én accenten op de snare. De rechterhand is nu vrij om verschillende dingen te doen: meeshufflen (bij 14), een jazzrideritme spelen (bij 15), of kwartentriolen spelen (bij 16).
Bij die laatste kun je ook het bekkenritme nog één tel verschuiven zodat je op de helft van de kwartentriool begint in plaats van op het begin. Het bekkenritme van tel twee komt dan dus boven tel één van de groove te zitten.
Als je al deze voorbeelden van achtstenshuffles uitprint en bij elkaar voegt, heb je een prachtige hoeveelheid materiaal en een redelijk compleet overzicht van de belangrijkste grooves in deze stijl. Hoe vaker je ze speelt, hoe beter ze gaan rollen. En dat is ook waarnaar je zou moeten streven bij deze materie: het moet rollen, rollen en nog eens rollen!
Volgende keer gaan we kijken naar de zestiendenshuffles.
Veel shufflelol gewenst!
Mark Eeftens
Heb je nog vragen? Kijk verder op:
www.drumschool.nl