‘Drummer/percussionist/teacher’ staat er bovenaan de website van Haye Jellema. De Fries studeerde in 2005 af aan het Conservatorium van Amsterdam en geeft er sindsdien zelf les. Daarnaast speelt hij in een variatie aan jazz- en jazzgerelateerde groepen. Recentelijk verschenen er twee albums waarop hij in een nogal uiteenlopende setting te horen is. In Slagwerkkrant 180 vertelt hij over hoe hij zich voorbereid voor zeer uiteenlopend studiowerk, en over zijn spullen in de studio. Hieronder gaat Jellema in op
Zanger Sven Ratzke neemt de luisteraar op Songs In A Cabaret mee naar de kleine uurtjes in een archetypische nachtclub, met covers en originele stukken opgenomen in kleine bezetting (o.a. Florian Friedrich op bas). Je hoort Jellema de dragende stem van Ratzke op zijn subtielst begeleiden, terwijl hij toch in elk arrangement onverwachte kleuring weet aan te brengen. Intiem drummen, het kan. Haaks daarop staat het uitbundiger werk van de Holland Bigband, die in 2013 tien jaar bestond. Op Push Forward leidt trompettist/arrangeur Loet van der Lee de achttienkoppige band door negen nieuwe composities, die (zoals opener Fast Ferry) lekker funky kunnen klinken. Jellema is lekker aanwezig; aanvallend in de pittiger stukken, laag swingend in midtempo, en groots in de ballads. Zijn drums en bekkens klinken als een klok, zelfs op laag volume beluisterd.
Is spelen met Sven Ratzke als spelen in een bandje, of is hij heel directief?
‘Spelen met Sven is echt spelen in een bandje. Hij zoekt zelf uit welke songs hij wil doen, hij heeft ook vaak een duidelijk idee van de sfeer die het moet hebben, maar de muzikale invulling doen we met z'n allen. En eenmaal op het podium is improvisatie in zijn show een van zijn sterkste punten. Dat betekent dat wij niet altijd weten wat er gebeuren gaat, maar ’t geeft ons ook de mogelijkheid om intro's en outro's elke keer weer anders te doen. En uiteraard de solo’s in de songs ook.’
Heb je zelf ideeën bij microfoonplaatsing en sound, of laat je het aan de technicus van dienst over?
‘In de meeste gevallen laat ik een technicus zijn gang gaan met opstellen om daarna een proefopname te maken. Wat ik dan niet goed vind probeer ik te veranderen met stemmen, of ik stel hem voor om een microfoon anders neer te zetten. Soms matcht het niet en snapt de technicus niet hoe jij wil klinken. Dan verschuif ik de microfoons altijd stiekum zelf. In dit geval was dat helemaal niet nodig, beide platen zijn opgenomen door dezelfde technicus (Chris Weeda) die erg goed is, en waar ik heel tof mee kan werken. Als ik iets wil probeert hij altijd een oplossing te vinden, en als ik zelf loop te klooien zal hij het ook zeggen - dat is erg fijn!’
Heb je specifieke associaties met drummers uit de jazzgeschiedenis als je dit soort opnames maakt? Beide albums passen natuurlijk in een lange traditie.
‘Zeker! Zoals ik al zei is het bij een Big Band bijna noodzakelijk - je moet een bepaalde klank in je hoofd hebben om het arrangement tot z'n recht te laten komen. Drummers als Sonny Payne, Sam Woodyard en Mel waren daar meesters in, maar ook Danny Richmond bij Mingus, Charlie Persip bij Dizzy en Gil Evans, Kenny Clarke bij Clarke/Boland, Shelly Manne, Jack Sperling, Jake Hanna, Earl Palmer... stuk voor stuk drummers die op hun eigen manier de arrangementen nog beter lieten klinken, en daar gaat ’t om!’