Isolde Lasoen

Drummen met stijl

Slagwerkkrant Plus 26-08-2006 12:43

Van jazz tot pop: het maakt Isolde Lasoen allemaal niet uit. Ze drumt vol overgave op elke stijl muziek die je maar kunt bedenken. De veelzijdige Vlaamse is ooit als kleuter begonnen in de fanfare van Maldechem. Marcheren door de straten doet ze niet meer. Ze heeft haar plek nu gevonden op het podium. Lees hieronder de uitgebreide versie van het interview met Lasoen in Opmaat van Slagwerkkrant 135.

Lasoen ging naar het conservatorium in Gent om vibrafoon te leren spelen. Uiteindelijk studeerde ze op haar 23ste af als drummer. Dat niet alles hoeft te lopen zoals je ooit gepland hebt, bewijst ze nogmaals. Als volwaardig opgeleid jazzdrummer gaat ze aan de slag in de band van Daan, een populaire Belgische popzanger. Lasoen kan zich niet toeleggen op één stijl. ‘Als je openstaat voor nieuwe dingen, rol je vanzelf een andere richting op.’

We komen je naam tegen bij een boel bands. Bij wie speel je momenteel allemaal?
‘Het valt mee, hoor. Een hoop zijn niet meer actief. Ik speel nu in zes bands: Daan, Skeemz, Briskey, Billie King, The Whodads en het trio van Jack van Poll, een Nederlandse jazzpianist.’

Wat is de meest intensieve band voor slagwerk?
‘Tja, dat is heel moeilijk te zeggen. Ze zijn allemaal zó anders. Bij the Whodads moet ik als drummer het meest dragen. Ik kan veel van mezelf laten zien. En ik heb een zwak voor bigbands….’

Hoe combineer je alle optredens?
‘Ze weten allemaal mijn agenda, dus meestal lukt het wel om met iedereen iets af te spreken. Daan heeft op dit moment prioriteit. Niet omdat ik Daan het leukste vind om in te spelen, ik vind alles leuk. Maar Daan is erg populair in België en ik speel er ook het langst in. Het is heel druk geweest de afgelopen drie jaar. Nu heb ik gelukkig weer wat meer tijd voor de andere bands, want de nieuwe plaat komt pas in het najaar uit.’

Je bent dus behoorlijk in trek. Wat is jouw toegevoegde waarde voor een band?
‘De groep Skeemz is opgezet door vrienden, dus het is logisch dat ze eerst aan mij vragen of ik mee wil spelen. Bij The Whodads was mijn liefde voor muziek uit de jaren vijftig doorslaggevend en ook bij Briskey komt mijn jazzy achtergrond van pas. Daarnaast speel ik vibrafoon. Toen Gert (Keunen, producer-muzikant achter Briskey; red.) dát hoorde, was de keuze makkelijk. Daan heeft mij drie jaar geleden mede gekozen omdat ik een meisje ben. Hij zag dat toen als een meerwaarde. Maar gelukkig is het niet de hoofdreden. Dat zou ik ook niet willen; ik wil dat ze me nemen vanwege mijn drumkwaliteiten.’

Wat zijn jouw kwaliteiten?
‘Mijn drumsound is echt vintage. Denk aan de muziek van de jaren zeventig, zoals Pink Floyd en The Beatles. Die klank is heel tof. Verder wil ik voor een goede begeleiding zorgen: sober, maar wel stevig. Ik ben niet scheutig met versieringen. Die moeten op het juiste moment plaatsvinden. Less is more, en die stijl past in alle bands.’

Hoe zit het bij Billie King? Daar ben je toch duidelijk gekozen omdat je een vrouw bent.
‘Tja, dat is inderdaad een all women band. Ik ben zelfs de enige drumster in België die professioneel drumt. Dat merkten we echt tijdens het samenstellen. Er zijn weinig meisjes die muziek maken. Tine Reymer (actrice en zangeres van de Antwerpse band Flowers For Breakfast; red.) heeft mij benaderd om als drumster mee te spelen. Zij heeft ook de muziek geschreven. Dáárom heb ik ook ingestemd.
‘Ik zit niet in de band om vrouwen te stimuleren om muziek te maken. Ik ben eigenlijk een beetje tegen het idee van een vrouwenband, maar er zitten écht goede muzikanten in. Het is ook niet anders werken dan wanneer je in een band zit met jongens. Na de zomer komt de plaat uit en in het najaar hebben we een tour, misschien ook wel in Nederland. Ik vind het nu spannend worden. Het is heel belangrijk dat we sterk over komen. We zullen een hoop aandacht krijgen. Zowel negatieve als positieve kritiek; dat krijg je met zo’n concept.’

Is het belangrijk om je medemuzikanten goed te kennen voordat je met ze het podium op gaat?
‘Je hoeft elkaar echt niet goed te kennen, dat komt vanzelf als je samen op het podium staat. Je moet goed luisteren en verder is het een kwestie van aanvoelen. Na een nummertje wen je aan elkaar. Als je lang wilt samenwerken, is de klik wel erg belangrijk. Anders hou je het ook niet vol.’

Van welke artiesten waarmee je hebt samengewerkt heb je veel geleerd?
‘Tja, ik heb van iedereen wel iets geleerd, maar Daan heeft ervoor gezorgd dat alles veranderde. Ik was 23 jaar, net afgestudeerd aan het conservatorium, en toen kwam ik al in deze populaire popband terecht. Daardoor is mijn kijk op muziek wel echt verbreed.’

Wat is voor jou het verschil tussen jazzdrummen en popdrummen?
‘Ik heb op het conservatorium in Gent jazz leren drummen. Die kwaliteit kan ik kwijt als ik speel met Jack van Poll. Jazz maakt mij volledig vrij. Ik heb meer input van de andere muzikanten en het is heel melodisch. Bij pop ligt veel vast; er moet toch een hitje worden gescoord. Bij jazz kan ik een keer anders uit de hoek komen, door bijvoorbeeld eerst stil en dan weer heel luid spelen. Er is veel aandacht voor de frasering, hoe je de muziek aankleedt en hoe je dingen aanpakt. Je luistert meer naar de andere muzikanten en je denkt op een andere manier creatief na over de muziek. Er is ruimte voor improvisatie.
‘Bij de popmuziek van bijvoorbeeld Daan moet ik me concentreren op de groove; dan kom ik in een tripzone terecht, waarbij ik heel strak moet spelen. Door Daan heb ik meer naamsbekendheid gekregen, en word ik niet alleen voor jazz gevraagd. Dat betekent niet dat ik jazz beu ben, maar door het toeval kom ik in andere stromingen terecht. Het is een mooie combinatie om in kleine cafés het publiek geconcentreerd te zien luisteren en met Daan voor een publiek van duizenden mensen te staan. Het gaf bijvoorbeeld zeker een kick toen ik voor het eerst op Rock Werchter stond. Over dat soort dingen fantaseerde ik al in de fanfare!’

Je speelt jazz, latin, pop en hip hop. Waar luister je zelf graag naar?
‘Ik heb een brede interesse voor muziek. Pink Floyd, Jimi Hendrix, jazz, filmmuziek, oude swing… Nu begin ik ook country te ontdekken. Ik leer telkens nieuwe muziek kennen omdat ik ook nieuwe mensen ontmoet. Zij wijzen me weer op een band, of op een goed album.’

In hoeverre verschilt drummen in de studio met drummen tijdens een optreden?
‘In de studio word je geconfronteerd met hoe je zelf speelt. Je hoort álles; de slagen waarbij het op het podium niet zo veel uitmaakt als het misgaat. Je komt in de verleiding om daarom te denken: oei, het is in de studio… Dat is anders. Wat eng! Je moet dat gevoel overbruggen, anders klink je niet natuurlijk. Ook kun je niet onvoorbereid de studio inkruipen. Je moet van tevoren een idee hebben hoe je een nummer gaat invullen. Het is moeilijk om te improviseren. Improvisatie kost tijd en tijd is geld.’

Wat is er belangrijk als je op het podium staat?
‘Live krijg je veel input en energie van het publiek. Al die mensen die voor een optreden komen zorgen echt voor een meerwaarde. Ook is de klank op het podium belangrijk. De muziek moet goed tot zijn recht komen.
‘Het is ook een uitdaging om het publiek te boeien. Soms heb je een lastig publiek. Ik geef met Skeemz schoolconcerten. Tja, pubers hè… Ze zijn helemaal niet geïnteresseerd. Ik zou het geweldig hebben gevonden als een band bij mij op school zou optreden. Ik zou lekker mee wiebelen met de muziek. Nu gaan ze er zelfs bij zitten. De jeugd is verwend. Ze hebben mp3-spelers en mogen op hun twaalfde al naar een concert. Op zulke momenten speel je echt voor jezelf en voor een handjevol leerlingen dat de muziek wél waardeert.’

In een recensie over het Bigbandski-collectief las ik dat je naast het drummen ook zong. Ben je ook zangeres?
‘Ik ben geen zangeres; ik doe de backing vocals. En ik heb ontdekt dat ik dat erg leuk vind! Het vergt wel energie. Ik moet veel oefenen en er is echt een ‘klik’ in je hoofd nodig om alles onder controle te houden. Alles draait om coördinatie. Bij popmuziek hou ik het nu wel vol, maar als je me nu vraagt om te zingen tijdens salsadrummen, wordt het moeilijk. Dat is veel lichamelijker.’

Heb je als drummer invloed tijdens het maken van de liedjes?
‘Meestal is er een basisidee waaraan alle livemuzikanten inbreng kunnen geven. Bij Briskey bijvoorbeeld had Gert een bepaalde groove in gedachten. In de studio vroeg ik of we de gewone beat niet moesten vervangen door een latinbeat. Dat gaf een heel andere wending aan het nummer. We waren er allemaal tevreden over. Dat geeft voldoening, om jezelf op zo’n manier terug te horen op het album.’

Wat is voor jou de definitie van perfect drummen?
‘Daar is geen definitie voor. Ik heb respect voor allerlei stijlen. Ik heb gemerkt dat je drummers niet moet veroordelen als ze de techniek nog niet onder de knie hebben. Techniek is oké, maar met een goede klank kom je al ver. En eigenheid, dat is heel belangrijk. Ik kan bepaalde drummers herkennen aan hun stijl, de authenticiteit. Vooral jazzdrummers, hiphopdrummers en een aantal uit de jaren zeventig zijn herkenbaar.’

Je begon als conservatoriumstudente op de vibrafoon. Wat trekt je zo aan in dit instrument?
‘De vibrafoon is een hemels instrument. Het blend alle andere instrumenten aan elkaar door zijn specifieke klank. Het maakt muziek fragiel. De vibrafoon is een enorm sfeerbepalend instrument en past overal bij.’

Hoeveel drumstellen heb je?
‘Even tellen….één, twee… wacht. Ik ben de tel kwijt. Eh… vijf in totaal. Maar daar zit ook een hele oude bij. Die heb ik ooit op een vuilstortplaats gevonden. Ik mis helaas nog wat onderdelen.’

En welke zijn favoriet?
‘Sowieso gaat altijd m’n Tama Starclassic mee. Ik heb hem afgesteld op de sound van de jaren zeventig. En mijn vintage Slingerland drumstel is mij dierbaar. Het drumstel van de stortplaats is ook een favoriet. Hij heeft niet eens een merknaam. Ik denk dat het uit de jaren zestig komt. Qua klankkleur hebben oude drumstellen mijn voorkeur. Alleen zijn onderdelen een probleem en de vellen hebben vaak afwijkende maten. Ik moet me maar een keer gaan verdiepen in de markt en wat zolders afstruinen. Wie weet vind ik ze.’

Wat wil je nog bereiken als drummer?
‘Ik wil heel graag buiten Europa gaan touren. Echt een keer on the road zijn. Ik zou bijvoorbeeld graag naar Brazilië en Zuid Afrika willen. Ik hoor dat ze daar vrouwelijke muzikanten erg waarderen.’

Loop je nog wel eens mee in de fanfare van Maldechem?
‘Nee, nu niet meer, maar mijn broer nog wel. En altijd als ik een fanfare voorbij zie komen, gaat mijn hart sneller kloppen. Ook al spelen ze slecht. Daar liggen toch mijn roots; dat waren de good old days.’
zoeken
zoeken