North Sea Jazz impressies, deel II

Zaterdag 14 en zondag 15 juli, door Dick de Waal

North Sea Jazz Festival 2007 17-07-2007 17:28

In navolging op het artikel van Dick de Waal zijn impressies van 13 juli, hier zijn verslaglegging van zaterdag 14 en zondag 15 juli. De Waal bezocht concerten waar internationale artiesten en Nederlandse slagwerkers speelden. Voordat het grote North Sea Jazz 2007-verslag online komt, hier de tweede dag met impressies van Dick.

Flin van Hemmen bij de Amsterdam Conservatorium Big Band (zaterdag 14 juli)
Voor aanvang van het optreden van Steely Dan, probeert een paar duizend man tegelijkertijd de Nile binnen te komen, des te meer reden om nog even een kijkje te nemen bij een aardig staaltje Amsterdamse jazz in Rotterdam. Een stel goed nerveuze gezichten bij het afbijten van het spits door de Concert Big Band van het Conservatorium van Amsterdam die deze avond louter werken van Coltrane speelt.

De steady swing van drummer Flin van Hemmen is helemaal op orde, hetgeen hij ook al duidelijk maakte op de laatste plaat van Franz von Chossy. Bij hem zou hij later op de avond ook nog een keer achter de drums klimmen. Jong enthousiasme in combinatie met de diepgang van tenorist Ferdinand Povel maakt het een feestje bij ondergaande zon voor Coltrane-liefhebbers.

Jamal Thomas bij Maceo Parker (zaterdag 14 juli)
Nog altijd onlosmakelijk verbonden met z’n James Brown-verleden, bouwde Maceo het zoveelste funkfeest op North Sea. Drummer Jamal Thomas blonk uit in transparantie en de kracht van het weglaten binnen de onophoudelijke funkgroove. Hij is met name erg vaardig met z’n linkerhand (ride hangt op links en ook de hi-hat wordt veelal met links benaderd).

De James Brown traditie is bij Thomas in kundige handen. ‘Dat moet ook wel, want Maceo’s beleid verschilt niet zo veel van dat van Brown. Kun je het niet bijhouden, dan mag je gewoon vertrekken!’, lacht de in Oostende woonachtige Amerikaan. Het interview volgt in Slagwerkkrant.

Dave Weckl bij Mike Stern (zondag 15 juli)
Een stevig swingende Weckl bewijst dat hij zich, naast de beschikking over een obscene dosis techniek, steeds meer begint te onderscheiden door bijna lieflijke en ingetogen toepassingen. Dat deze fenomenen zich met name beperken tot de ballads van Stern, mag de pret niet drukken.

Iedere noot van Weckl is weloverwogen en zijn solomomenten staan bol van deadstickings, suggesties van trek en duwwerk met de handjes over onnavolgbare voet-ostinato’s, poly-dynamische hoogstandjes en wat dies meer zij. Zodra de chorus en delay van Stern even neigen te gaan vervelen, wordt dat onherroepelijk goedgemaakt door het feest van herkenbaarheid en de loepzuivere themasynchroniciteit van Stern en saxofonist Bob Franceschini. Weckl lacht er stoer bij en daar heeft hij alle recht toe.

Denardo Coleman bij Ornette Coleman (zondag 15 juli)
De zoon van freejazz virtuoos Ornette Coleman zat achter de drums bij zijn vader, die zichzelf inmiddels onvermoeibaar richting de tachtig toetert. Dat je van Coleman moet houden, werd midden vorige eeuw al duidelijk. Ditzelfde lijkt te gelden voor het drumwerk van zijn zoon. Zijn techniek is niet echt geschoeid op verfijning of subtiliteit, maar zijn intensiteit houdt de luisteraar wel degelijk alert. De grilligheid die zijn vaders loopbaan zo heeft gekarakteriseerd, is dus tevens terug te vinden in het spel van junior. Snelheid lijkt vaak geboden en de term ‘shocktherapie’ zou bij menig luisteraar te binnen kunnen schieten. Niet voor zwakke magen dus, maar zeker goed om het publiek weer eens wakker te schudden!
zoeken
zoeken