Orient Express tournee Midden-Oosten
Zondag 9 December Amsterdam-Damascus
Geheel naar goed Arabisch gebruik belt Neil mij een dag voor vertrek op met een nieuwe mededeling. Bassem heeft nog steeds geen visum. Het is de zoveelste onverwachte wending bij de voorbereidingen van deze tournee. We gaan concerten geven in Libanon, Syrië en Jordanië met drie gastmusici. De Libanese zangeres Rima Khcheiche en 2 Irakese muzikanten. Bassem Hawar op djose en Latif Al Obaidi op riq.
Rima, een voor Midden-Oosterse begrippen nog vrij jonge zangeres (ze was 26 toen we haar ontmoetten), was een paar jaar eerder toen we in Beiroet waren aan ons voorgesteld door de eigenaresse van het theater waar we speelden. Ze had ons een klein stukje van een Arabisch nummer geleerd dat we met haar opvoerden. Het klikte meteen. Arabieren zijn meestal erg trots op hun eigen traditie en zijn niet snel te porren voor crossovers maar Rima dacht meteen met ons mee. Ik wist destijds nog niets van Arabische muziek, maar haar prachtige stem werkte betoverend.
Bassem en Latif leerden we kennen tijdens een door Paradiso georganiseerd mislukt project. Er werden 20 Irakezen ingevlogen waar we een middag mee konden repeteren voordat we in Paradiso de perfecte mix van jazz en Arabische muziek zouden laten horen. Wij wisten niets van Arabische muziek, zij niets van jazz en niemand sprak Engels. De helft van het gezelschap nam na de concerten meteen de benen en vroeg politiek asiel aan in Nederland en Duitsland. Latif kon bij zijn ouders terecht die al in Nederland woonden en Bassem vluchtte naar Duitsland.
Toen ik Bassem een half jaar later sprak had hij een blonde Duitse vriendin, een internet site, een eigen band en sprak hij vloeiend Duits. Handige jongen, die Bassem. Samen hebben ze iets weg van Peppie en Kokkie. Bassem lang, mager en heel rustig; Latif, dik, klein en snel opgefokt.
Misschien kwam het omdat deze tournee 3 maanden na de aanslagen op 11 September in New York plaatsvond, maar de voorbereidingen waren een ramp. De visa waren er niet op tijd, zodat we ze in de betreffende landen moeten kopen, de bas kon eerst niet mee en er was veel gedoe over geld. Al die dingen hebben me nu vreemd genoeg erg zorgeloos gemaakt over deze tournee. Wat er ook nog mag gebeuren tijdens ons verblijf in het Midden Oosten, ik laat me niet gek maken.
Geduldig wacht ik dan ook in het vliegtuig dat inmiddels al een uur aan de grond staat in Parijs. Het eerste gedeelte van de reis hadden we vertraging waardoor we bijna deze aansluiting misten, nu blijken we te zwaar en moet er 1000 liter kerosine uitgetankt worden. Het gaat allemaal een beetje langs me heen. Ik laat me niet gek maken. Om 8 uur ’s avonds landen we ruim een uur te laat in Damascus.
Een vriendelijke man in uniform vraagt me iets terwijl ik met Yuri op Tony en Basem wacht. Wetend dat we nog geen visa hebben en ook omdat ik het woord fax denk te horen, haal ik snel de fax van de Sama Art Group tevoorschijn die ons verblijf in Syrië garandeert.
Geïnteresseerd bestudeert de man het papier zonder er iets van te begrijpen, geeft het aan wat collega’s en loopt ermee weg. Achter een klein loket zitten nog meer mannen die het papier en onze paspoorten willen zien. Na een half uur zijn ze overtuigd en krijgen we onze paspoorten terug, zonder visum. Bij een ander loket lukt het wel. Een vriendelijke douanebeambte plakt met grote aandacht ritsen oranje, groene en gele postzegels in onze paspoorten onder het plaatsen van gepaste grappen. (Bassem vertaald lachend: een inwoner van Zaïre moet $1500.- betalen voor een visum dus onze $35.- zijn een koopje). Zijn collega stempelt en schrijft heel rustig. Wanneer een van de twee een papegaai op zijn schouder zou hebben gehad zou deze scene niet misstaan hebben in een aflevering van Herenleed.
Om 9 uur zitten we eindelijk in een busje richting het theater waar we spelen. Neil, die al in Syrië was, en ons op het vliegveld opwachtte neemt zijn rinkelende telefoon aan. Het gesprek is heel kort. Ons concert van vanavond is geannuleerd omdat we te laat zijn. Mijn veronderstelling dat we om 10 uur zouden beginnen blijkt fout. We zouden om 8 uur beginnen, maar vanwege onze vlucht zou dat 9 uur worden.
In het donker rijden we over een verlaten snelweg. Eerst denk ik aan de 1000 dollar die we op deze eerste avond al mislopen met alle gevolgen van dien, maar snel worden mijn gedachten somberder. Stel dat deze bus er nu mee ophoudt en we hier op deze verlaten koude vlakte de nacht moeten doorbrengen. Ik word met de minuut labieler, ten prooi aan meer van dit soort waanvoorstellingen. Het lijkt een soort aanval op je psychisch immuunsysteem waar je ten slotte, wanneer je je hiertegen niet meer kunt verweren, bent overgeleverd aan de grillen van de mensen om je heen zonder zelf nog iets te kunnen willen of denken. Dit snel overpeinzend terwijl de bus voortraast, probeer ik nog steeds me niet gek te laten maken.
Het lukt. We komen bij een verlaten koud theater aan en begroeten Rima de zangeres en Latif de percussionist. Zij zijn ook niet zo blij maar het weerzien is hartelijk. Moe en hongerig belanden we nog een paar uur later in een prachtig restaurant. Door de hoogte voelt het meer aan als een overdekte binnenplaats, compleet met fonteintje en grote planten. De kale stenen muren worden opgesierd door grote wandkleden en schilderijen. Aan een lange tafel schuin achter ons viert een groot gezelschap feest. Er komt een Ud speler aan hun tafel en Latif en Rima beginnen spontaan de melodieën mee te zingen.
Het is inmiddels half een ’s nachts. Het eten is geweldig. Humus, lamsvlees, kebab, salades en rauwe tartaar die je kunt eten met ui en mintblaadjes. We drinken wijn en maken grappen. Tony bestelt een waterpijp. Voorzichtig neem ik een paar trekjes van de naar appel geurende tabak.
Als mijn glas nog niet half leeg is, wordt het door de obers die de hele tijd rond onze tafel lijken te fladderen al weer bijgevuld. De volgende dag lijkt even niet zo belangrijk meer. We zijn aangekomen in Damscus en vanavond kan ons niets meer gebeuren.
10 December Damascus
De stad lijkt onveranderd sinds ons laatste bezoek 3 jaar geleden. De souk (markt) is nog even druk, de mensen zijn even vriendelijk en de afbeeldingen van president Assad zijn inmiddels na zijn dood ruim een jaar geleden aangevuld met foto’s van zijn opvolger, zijn enige nog levende zoon. Vaak zie je ze ook met z’n drieën op de foto, levensgroot en boven ieder verkeersplein. Zijn andere dode zoon (omgekomen bij een verkeersongeluk) die meestal aan de rechterkant wordt afgebeeld lijkt in zijn uniform met korte baard en een donkere zonnebril sprekend op Sylvester Stallone. Vaak staan ze als militairen afgebeeld met grote machinegeweren poserend alsof het bossen bloemen zijn.
We hebben een leuke dag. De stemming is ondanks het gisteren geannuleerde concert opperbest. Latif (onze percussionist) ontpopt zich als gids. Met zijn 20 jaar en ruim 120 kilo lijkt hij soms meer op een zware Japanner dan een Irakees, temeer daar we vaak stoppen om geposeerde groepsfoto's te maken. Hij is pas 20 jaar maar neemt meteen het voortouw. Hij weet steeds waar we naartoe moeten, welk eten lekker is en maakt de hele tijd grapjes. Soms stopt hij even om spontaan een lied te zingen met zijn hand dirigerend als een priester zwaaiend met wierook
In een ijskoud leeg theater spelen we die avond ons eerste concert. Levensgrote houten stoelen hangen gevaarlijk toevallig boven onze hoofden. De rookmachines draaien op volle toeren en ook de volgspots lijken hier wat overdreven. Het geluid is prima en volgens mij spelen we niet slecht maar ik ben te moe om er helemaal bij te zijn.
Ik ga vroeg naar bed. Next stop, Beiroet in Libanon.
11, 12 & 13 December Beirut
Het gehots van het busje waarmee we vandaag van Damascus naar Beiroet rijden maakt me zo langzamerhand wat misselijk. Vlak naast Yuri zit ik nu alweer 6 uur recht tegenover Tony en Rima en het kan aan mij liggen, maar deze bus lijkt steeds kleiner te worden. Ik houd mijn blik strak op de bochtige bergweg en probeer het Libanese honingbroodje dat we eerder langs de kant van de weg hebben gekocht binnen te houden. Om 5 uur rijden we eindelijk de eeuwige spits van Beiroet binnen en het contrast met Damascus kon niet groter zijn. Billboards van McDonalds, Coca Cola en Channel stralen ons tegemoet. De mobiele telefoons gaan weer af. Even is het leuk maar ik heb alweer heimwee naar Syrië.
De profeet Mohammed wilde nooit naar Damascus komen, omdat niemand volgens hem het recht had om twee keer in het paradijs te leven. Hij doelde waarschijnlijk niet op het ontbreken van mobiele telefonie, de enorme afbeeldingen van hun grote leider of de dorre woestijn om Damascus heen. Juist die tegenstelling met alle mooie dingen die ik gezien heb maken Damascus zo bijzonder.
Het oude centrum met een volledig met mozaïek ingelegde moskee, de smalle straatjes in de Christelijke wijk of het station in Damascus, begin- en eindpunt van de Orient Express die vroeger via Aleppo en Turkije naar Parijs reed. Het spreekt allemaal meer tot mijn verbeelding.
Een als kerstman verklede Arabier (of is het een als Arabier vermomde kerstman?) staat verdacht met een bel te zwaaien voor de ingang van Starbucks.
We passeren weer een McDonalds. Eigenlijk begin ik na drie dagen brood kebab en weinig groenten ook te verlangen naar ongezond junkfood (vreemd eigenlijk, een sinaasappel of een salade zou toch veel logischer zijn). Panisch als ik was na mijn eerste bezoek aan het Midden Oosten was mij door de vriendelijke ambassadeursvrouw in Damascus bezworen om geen rauwe groenten te eten nadat ik doodziek vlak voor een optreden in hun huis een halfuur boven de roze wc-pot had gehangen, proberend zo netjes mogelijk over te geven en niet te morsen op het roze hoogpolige tapijt in de badkamer.
We spelen in Beiroet drie avonden in het Medina theater, dat wordt gerund door Nidal al Ashkar, een actrice die ooit jaren geleden in de Royal Albert Hall in Londen een stuk heeft opgevoerd. De ingang en foyer van het theater zijn behangen met talloze posters en recensies van haar ongetwijfeld glorieuze carrière.
We zijn wat bevooroordeeld. De onderhandelingen voor deze concerten verliepen stroef. Rima heeft zelf alle publiciteit inclusief posters, radio en tv opnamen moeten regelen voor deze concerten. (Nidal zelf heeft zich tijdens ons gehele verblijf in Beiroet niet laten zien).
Rima's promotie heeft zijn vruchten afgeworpen. De zaal zit vol en er wordt enthousiast gereageerd. Het is fijn om na 3 dagen in het Midden-Oosten eindelijk in een warme zaal voor een echt publiek te spelen. Het gaat heel goed. Latif zit doodstil, als in meditatie verzonken, terwijl zijn vingers de meest geniale patronen spelen op zijn riq en darbuka terwijl zijn gezicht geen enkele emotie verraad en Rima zingt als een nachtegaal. Ik begin al iets meer van haar frasering en timing te begrijpen.
Arabische muziek kent geen harmonie zoals westerse muziek, maar maakt gebruik van microtonen. Daardoor kennen ze meer dan 10 keer zoveel toonladders als in het westen. De muziek is meer horizontaal, (na het een komt het ander) en daarin volgen de musici de zang.
Het is leuk om te merken dat de muziek ook hier overkomt, aangezien sommige stukken voor het publiek bekend zijn. Het voelt een beetje zoals toen ik voor het eerst met Yuri en Tony popliedjes speelde in Nederland. (De mensen herkennen wel iets maar zullen ze onze interpretatie waarderen?).
Het publiek brult en klapt. In het Midden-Oosten speel je bijna nooit een toegift, maar na afloop komen een aantal mensen wel naar beneden. Uitgebreid laten ze hun waardering blijken en geven ons al tips voor andere plekken waar we moeten gaan spelen.
Vlak voor het derde concert doe ik samen met Tony, Basem en Latif Tai Chi-oefeningen in de kelder annex kleedkamer onder het podium. Hoewel hij door zijn omvangrijke buik niet goed voorover kan buigen, doet Latif alle bewegingen serieus mee, met een sigaret in zijn mond.
We hebben inmiddels een paar goede recensies gekregen van de eerste 2 concerten hier en deze laatste avond is dan ook nog drukker dan gisteren. Omdat Latif vanmiddag al vertrokken is voor concerten in Nederland spelen we vanavond met een inval percussionist en dat is te merken. De eerste paar stukken begin ik zijn onzekerheid over te nemen. Bijna iedere tempo-overgang gaat fout en het kost me de grootste moeite om niet het stadium te bereiken waarbij je aan alles gaat twijfelen, zelfs aan je eigen bestaan. Na de pauze gaat het beter. Alsof er helemaal geen percussionist is spelen we een stuk zekerder. Na afloop volgt weer een laat diner met deze keer nog meer soorten humus, wijn en waterpijp in drie smaken. Tijdens het eten praten we over Arabische popmuziek. Van de meeste zangeressen in dit genre moet Rima niet veel hebben. Het gaat hierin (zoals in veel popmuziek) volgens haar slechts om ‘the two Bs’ (breasts and bottom).
Zo keuvelen we door en leren elkaar nieuwe woorden in onze eigen taal. Rima's eerste Nederlandse woorden zijn kus, groenten en heroïnehoertje. Bij de Arabische woorden blijven we vooralsnog steken bij basisbegrippen als dank u (shokran), hoeveel (kam) en alstublieft (minfatlak).
14 December Beirut-Amman
‘Wat mij interesseert, is het wakker worden in de ochtend, de ontwikkeling van het vertrouwde naar het enigszins eigenaardige, naar het nogal vreemde, naar het totaal andere en tenslotte naar het bizarre. De reis, daar gaat het om, niet de aankomst, de boottocht, niet de landing.’
Dit las ik deze ochtend in het hotel in ‘De Oude Patagonië Express’ van Paul Theroux. Ik kon nog niet weten hoezeer deze alinea op de dag zou slaan die nu gaat komen.
Vandaag reizen we in een krappe spacewagon naar Amman, het is goedkoper dan met zes mensen vliegen en je ziet ook nog eens wat. Het is onze eerste vrije dag deze tour en die kunnen we goed gebruiken om te reizen. Naarmate we meer het binnenland en ook de bergen in rijden wordt het snel kouder. We komen bij de Libanese grens, het duurt een uur voordat we verder kunnen met wat nieuwe stempels en postzegels in onze paspoorten. Na een paar minuten komen we bij de Syrische grens. Nu wordt het wat ingewikkelder. We hadden weliswaar visa voor Syrië maar die waren maar drie dagen geldig en bovendien wanneer je het land al uit bent geweest moet je toch weer opnieuw een visum kopen. Onder het toeziend oog van een enorm schilderij van Assad begint het wachten. Ik heb me in al dit wachten en invullen van paspoortnummers en adressen prima geschikt en begin er meer en meer van overtuigd te raken: als je zelf niet denkt aan een probleem komt er ook nooit een probleem.
Zo prima tevreden met mezelf dringt het aanvankelijk dan ook niet tot me door dat Basem Duits praat, meestal is dat voor Yuri, Tony en mij bedoeld, omdat hij geen Engels spreekt. Ik weet niet of ik het goed heb verstaan maar volgens mij komt het erop neer dat we niet met deze auto naar Jordanië kunnen omdat de vergunning van de chauffeur niet verlengd is. Ik doe alsof het geen probleem is, dan kan er immers ook geen probleem komen. Later in de bus roert Basem de kwestie weer aan. We kunnen echt niet met deze bus naar Jordanië. We moeten in Damascus overstappen in twee personenauto's. Er ontstaat een lang gesprek tussen Basem, Rima en de chauffeur, ze komen er niet uit.
Om drie uur rijden we Damascus in. Om half vier staan we in een zijstraat ergens in een buitenwijk bij een kantoortje van een busmaatschappij. Nieuwsgierige kinderen drommen om de rode flightcase van de bas. De winkeltjes met plastic speelgoed en stoffen waar we voor staan zijn nog open. Het begint al een beetje te schemeren en het wordt verontrustend koud.
Tevergeefs probeert een Syriër Tony ervan te overtuigen dat zijn contrabas makkelijk in de kofferbak van zijn Amerikaanse slee past (het is geen stationcar). De bas steekt maar een meter uit. Met de plaatselijke rijstijl en het aantal in elkaar gereden auto's die ik hier heb gezien lijkt dit geen verstandige beslissing. Inmiddels is Rima erachter gekomen dat de chauffeur in Beiroet al wist dat dit probleem zou ontstaan, maar de instructies van zijn baas heeft opgevolgd om hier pas iets over te zeggen aan de Syrische grens. Woest belt ze het kantoortje van de busmaatschappij in Beiroet. Niet alleen met zingen, maar ook met praten heeft ze een prachtige mimiek met haar handen. Hoe meer ze praat, hoe minder ik hoor. Haar handen trekken alle aandacht.
Soms draait ze met haar polsen als een flamenco danseres dan weer vouwt ze haar vingers samen tot een tuutje en zwaait er driftig mee heen en weer voor de ogen van vele verbaasde omstanders of veegt haar handen tegen elkaar en schudt ze alsof ze er water vanaf wil slaan.
Het absurde van de hele situatie begint een beetje op een film te lijken waarin ik slechts figureer.
Als ik wat chips sta te eten, wordt de zak uit mijn handen gepakt door een lachende Syriër die er al etende mee wegloopt. Hij blijkt later de chauffeur te zijn die ons naar Amman rijdt.
Na nog een uur wachten rijd een imposante fourwheel drive het straatje in. Dat moet hem zijn. Als we instappen, sist Neil in het voorbijgaan nog wat Arabische scheldwoorden, zoon van een hond, volgens Neil een van de ergere scheldwoorden maar het lijkt de chauffeur niet echt veel te doen. Misschien is het niet poëtisch genoeg. In Egypte en eerder in Jordanië hoorde ik al betere scheldzinnen zoals: ‘Je bent een antilope in de ogen van je moeder, maar voor mij ben je een aap’, of ‘Ik steek m’n been in je achterste en spuug op je’. In het Arabisch klinken deze zinnen prachtig en zijn ze ook nog 4 keer langer dan in het Nederlands.
Ingeklemd tussen Neil en Tony en met een contrabashals tegen mijn schouder rijden we ten slotte in de schemer Damascus uit. De auto geurt weeïg naar urine. Ik zit weliswaar half op de achterbank, maar precies op een stalen rand die net onder het kussen is gemonteerd. Het wordt een rit van twee uur over vele hobbels en ik vervloek de chauffeur die ons van Beiroet naar Damascus reed in stilte.
Bij de grens moet alle bagage eruit. Een lp van Neil van een Amerikaanse blueszanger ligt opvallend op een paar koffers. De douanebeambten wijzen praten en kijken goedkeurend alsof deze artiest hier een plaatselijke held is.
Om acht uur rijden we Amman binnen maar de chauffeur mag de stad niet in omdat zijn auto uit Irak komt. We worden aan de rand van de stad afgezet met onze bagage. Neil probeert koortsachtig wat mensen te bellen die ons kunnen afhalen. Het is erg koud. Ik ben moe, hongerig en chagrijnig. Wanneer je in de ochtend een stad binnenkomt met hetzelfde probleem lijkt alles veel minder erg, maar nu lijken de problemen veel groter. Er is immers nog geen hotel geregeld voor vanavond en ook over de afspraken van de twee volgende concerten is grote onduidelijkheid. Eindelijk komt Ali, een vriendelijke enorme Jordanees met voorvaderen uit de Kaukasus die we nog kennen van de vorige keer toen we in Jordanië waren, en alles begint weer beter te voelen.
Ali heeft kozakkenbloed waardoor hij er niet als een Arabier uitziet maar meer als een reusachtige Ier met kort rood haar en een rode baard. Hij is langer dan wij en dus ook langer dan alle andere mensen in dit land. Zijn imposante buik schudt zachtjes heen en weer wanneer hij loopt. Ali is altijd vrolijk en lacht veel, zelfs wanneer Yuri vraagt hoe het met hem gaat. ‘Terrible, horrible’, antwoordt hij schaterend. Hoewel hij een goede baan heeft als architect (hij heeft het paleis van de koning ontworpen), ligt zijn hart bij de kunsten. Hij runt een kleine galerie waar hij exposities en concerten organiseert maar de regering wil zijn plannen steeds minder ondersteunen. Hij praat voortdurend, met andere mensen of als die niets terugzeggen, met zichzelf. Met Ali erbij kan er niets meer misgaan.
Na het inchecken neemt hij ons mee de straat op. We hebben de hele dag praktisch nog niets gegeten en ik krijg visioenen over whisky, wijn en waterpijpen zoals we dat hadden tijdens onze nachtelijke etentjes in Beiroet en Damascus.
Na een wandeling door wat een koude stille buitenwijk lijkt belandden we in een naar petroleum ruikend, koud, leeg en ongezellig lokaal. Als ik mijn hand op de tafel leg plakt hij er aan vast. Geen wijn of waterpijp vanavond, dat is duidelijk. Later komt Basem binnen met zijn broer die hij twee jaar niet heeft gezien. Ze hebben dezelfde lach, en hetzelfde broodmagere postuur. Basem is een geweldige muzikant die net als Latif ieder concert probeert weer een stap verder te gaan. Hij is een van de vriendelijkste en rustigste mensen die ik ken en heeft een groot talent om om te gaan met autoritaire grenswachters, vervelende buschauffeurs of chagrijnige zaalhouders.
Zijn broer, die Ud speelt, zal de komende drie concerten met ons meespelen. Hoewel ik het niet meer verwachtte, is het eten erg lekker. Veel soorten humus, brood, falafel en een grote kom met warme yoghurt, kikkererwten en broodkruim in een halve liter olijfolie. Ik eet te snel na deze lange dag. Het yoghurt gerecht valt als een steen in mijn maag maar het maakt niet meer uit. In het hotel ben ik te moe om snel in slaap te vallen. In gedachten raas ik nog in de fourwheel drive over het dorre landschap. We zijn op weg naar Irak voor ons volgende optreden. Osama Bin Laden draaft voorbij op een kameel, in de verte denk ik de hangende tuinen van Baylon te zien hoog boven de mistige woestijn en ik denk aan de acht uur die we zullen moeten wachten bij de grensovergang die sinds het luchtembargo van de Amerikanen een stuk moeilijker is over te steken. De avond valt, aan deze reis zal waarschijnlijk geen einde meer komen.
15 December Amman
We spelen de komende twee dagen in de Nai, een dure nachtclub waar jonge rijke mensen komen. Het is vandaag de eerste dag na de Ramadan. Op papier zag het er leuk uit maar de praktijk is verschrikkelijk. Het heeft de ambiance van een discotheek. We staan in een hoek op een podiumpje van drie vierkante meter achter een kralengordijn.
Het is er stampvol en heel lawaaierig maar bijna niemand lijkt zich echt te amuseren. Vier meisjes aan een tafel vlakbij het podium zeggen de hele avond niets tegen elkaar. Een van hen drukt monotoon toetsen van haar mobiele telefoon in. Een dronken jongen staat vlak voor het podium naar ons te schreeuwen. Een duur hol waar overal obers en portiers klaarstaan om de nouveau riche van Amman zo snel mogelijk van hun geld te ontdoen. Na het concert volgt een bescheiden diner in een leuk café waar volgens Ali de ‘gewone’ mensen van Amman komen. Het bevalt me een stuk beter dan de Nai. We worden bediend door twee vriendelijke maar nogal lijzige Russische serveersters.. Ze spreken vast beter Arabisch dan ik maar lijken toch niet helemaal te begrijpen wat we willen. Hoewel er uiterlijk geen overeenkomsten zijn doen ze me erg denken aan de meiden van Zaai, (VPRO door de weeks Nederland drie 18:00 uur). Het is erg gezellig en de humus, wijn en waterpijp doen me het concert in de Nai al snel vergeten.
Amman is zoals de meeste steden verdeeld in twee stukken. Het westen voor de rijke mensen en het oosten voor de minder rijke mensen. In het westen staan dure hotels, de Arab Bank en het ziekenhuis. In het oosten is de markt, zijn de kleine cafés, staan de moskee en het amfitheater en lopen er mensen op straat. Het voelt heel anders dan Syrië of Libanon. Libanon is druk, westers en snel. Syrië is veel traditioneler en minder vrij. De geheime dienst loert overal. Over politiek wordt niet gepraat en zelfs de naam van de president kun je beter niet in het openbaar uitspreken.
Jordanië voelt meer wat ik me voorstel als een oliestaatje. Dure auto's, weinig cultuur of traditie en veel woestijn. Het westen ingenomen door het zakenleven. Het oosten als oud centrum met veel dezelfde winkels. Wanneer we langer dan vijf minuten voor hetzelfde kraampje staan zet de verkoper van de kraam daarnaast zijn muziek op een oorverdovend volume. Het lijkt een beetje op Asterix. Mooie zwijnen, hele mooie zwijnen, heel erg mooie zwijnen.
Later die dag worden we weer opgehaald door Ali die de hele tijd voor ons klaar staat. Er blijkt wat onenigheid over wie de huur van het drumstel moet betalen (hij of de eigenaar van de club) en we leren er weer een paar Arabische scheldwoorden bij wanneer hij boos het telefoongesprek beëindigt met ‘ik stop mijn been in zijn achterste en spuug op hem’. Ik ben redelijk in mijn sas want het betreft hier de clubeigenaar van de Nai die ik vanaf het begin ook al niet zo mocht.
16 December
Om alle stress en vermoeidheid van de afgelopen dagen te vergeten staat er vandaag een trip naar de dode zee op het programma. De reis van een uur is op zich al bijzonder. In een woestijnachtig vlak landschap omringt door bergen rijden we steeds verder naar beneden. De dode zee ligt 500 meter onder de zeespiegel en is het laagste landpunt op de aarde. Steeds dieper en dieper dalen we af. Het voelt als een boek van Kapitein Rob of Jules Verne. Naar het centrum van de wereld.
Het landschap is erg vlak, aan de horizon doemen enorme bergen op die nog groter lijken omdat we zo laag zijn. Hier en daar staan tenten, het lijkt een beetje op de nomadenkampen die ik jaren geleden in de bergen van Koerdistan heb gezien. Waarom wonen deze mensen hier? Het is er warmer maar de dode zee bevat geen vis of zou het hier om het Bijbelse verleden gaan?
We zijn inmiddels gestopt bij ruïnes van een Byzantijnse kerk en de plaats waar Jezus is gedoopt. Wanneer we verder de oase in wandelen worden we door twee vriendelijke mannen teruggehaald. Ietsje verder ligt een nog niet vrijgemaakt mijnenveld. We kunnen Jerusalem zien liggen en ik begrijp ineens hoe dicht we bij Israël zijn. Bij de dode zee aangekomen lijkt het nog warmer. Een vreemd gevoel om midden December in je zwembroek te lopen maar nog niet vreemd genoeg. Het zoute water geeft ons zoveel drijfvermogen dat we bijna op het water kunnen zitten Welke houding ik ook probeer, ik blijf ver boven het water met mijn bovenlichaam. Volgende attractie is een modderbad. Onze lichamen volledig pikzwart staan we in de mistige zon. Het is heiig, het stroperige water lijkt veel trager te bewegen. Volgens mij wordt dit een heel mooie foto voor onze volgende cd ‘Alive At The Dead Sea’ of anders in een mooie openingsscène voor een film à la Agatha Christie ‘Murder On The Dead Sea’.
17 December
Ons laatste concert in Jordanië is leuker dan de avonden in de Nai. We spelen in de Blue Fig, een trendy café restaurant met een podium. Er is flink geïnvesteerd in de geluidsinstallatie, het drumstel en allerlei extra's zoals verlichting en een camera met projector zodat ook mensen op de eerste verdieping het concert kunnen volgen. Tijdens de pauze volgt een interview met Yuri en Rima dat samen met ons concert op het internet te volgen is. Er zijn wat afgevaardigden van de Nederlandse ambassade en overal klinkt de lach van Ali, die ons vanavond voor de derde keer hoort.
Het zit er bijna op en ik ben blij om weer naar huis te gaan. Deze tour heeft me letterlijk elke dag verrast door alle onverwachte veranderingen. In die zin zie ik wat overeenkomsten met de eerste tour van het trio in Noorwegen in 1996. Het stelt een groep erg op de proef. Niemand die klaagde, de vrolijkheid, het goede spelen onder soms heel rare omstandigheden en het constante optimisme hebben mij er in ieder geval van overtuigd dat dit een band is die heel veel kan hebben. To be continued.
Joost Lijbaart, december 2001
Met dank aan
Fonds voor de podiumkunsten Den Haag
Nederlandse ambassade Beiroet
Nederlandse ambassade Amman