Wat goed is, komt snel, en in het geval van Keith Carlock komt het supersnel. De drummer, die werd geboren in de zuidelijke Amerikaanse staat Mississippi, kan met recht ‘the new kid on the block’ worden genoemd. Hij speelde het laatste album van Steely Dan vol, tourde daarna de wereld rond met het illustere tweetal en bezet nu een van de meest begeerde drumkrukken ter wereld; Keith Carlock is de nieuwe drummer in de band van Sting.
‘Quinous speelde in die tijd in een hotel en hij was echt de beste drummer uit de regio. Hij had immers Berklee College met goed gevolg doorlopen en hij stak met kop en schouders uit boven alle andere drummers in de regio.’
Dat het leven raar kan lopen, blijkt dus wel uit dit verhaal. Johnson verdient zijn geld als drummer van een weliswaar steengoede coverband in het zuiden van Nederland, maar hij wacht nog steeds op de grote klapper. Carlock krijgt de laatste jaren de ene na de andere klapper om de oren.
‘Mijn leven heeft de afgelopen tijd een rare wending gekregen. Dat ik talent heb, wist ik natuurlijk wel, maar de Amerikaanse jazzclubs puilen uit van het talent. Toen ik studeerde op Texas State Music School luisterde ik heel veel naar jazzgitarist Wayne Krantz. Nadat ik was afgestudeerd wilde ik maar één ding: met hem spelen.’
Raar
Na zijn afstuderen legde Carlock aanbiedingen uit Nashville en Los Angeles naast zich neer en koos ervoor om eerst nog wat ervaring op te doen in de studioscene van Atlanta.
‘Daar speelde ik ’s avonds in allerlei soul- en funkbands en overdag deed ik studiowerk. Echt grote namen heb ik niet gedaan, maar in die jaren heb ik wel het vak geleerd. De enige ster waarmee ik toen speelde, was Paula Abdul en ik speelde in de Heads Up Superband van toetsenist Joe McBride.’
Wat toen al opviel, was dat Carlock veel zuidelijke invloeden in zijn spel verwerkte.
‘Mississippi ligt slechts een paar uur rijden van New Orleans af, dus de invloed van cajun en zydeco sijpelt dan toch door. Onbewust heb ik die invloeden verwerkt in mijn spel en daar heb ik nu behoorlijk wat profijt van.’
In die jaren ontwikkelt Carlock ook een sterke liefde voor jazz en geïmproviseerde muziek en ook dat is in zijn spel nog altijd goed te horen.
‘Ik hou van het drumwerk van mensen als Philly Joe Jones, Roach en Williams. Het is onconventioneel en het heeft iets eigens. Ik wilde zo snel mogelijk een eigen drumstijl creëren en dat deed ik door bijvoorbeeld mijn trommels heel recht op te stellen en de snaredrum van mij weg te draaien. Ik zit net als Philly Joe Jones ook heel hoog boven mijn drumstel, en doordat ik nogal een grote kerel ben, ziet dat er best een beetje raar uit.’
Beste podium
Als Carlock op zijn 25ste naar New York verhuist, krijgt hij de kans van zijn leven.
‘Het eerste wat ik deed toen ik mijn koffers in mijn huurflat had weggezet, was de telefoon pakken en mijn held Wayne Krantz bellen. Tot mijn grote verbazing zei hij dat ik maar eens moest langskomen, zodat hij kon zien wat ik huis had.’
Heel wat dus, want Krantz rekruteerde Carlock direct. Voordat de jonge drummer het wist, zat hij naast zijn held en baslegende Will Lee te spelen in de befaamde 55 Bar in New York.
‘Dat was het beste podium dat ik mij maar kon wensen. Elke donderdag werd die club overspoeld door bekende muzikanten uit de jazz- en popwereld. John Scofield is een vaste gast, Pat Metheny komt er vaak, maar ook Walter Becker van Steely Dan vertoeft er graag.’
Toen laatstgenoemde Carlock voor de eerste keer zag spelen, was hij meteen verkocht.
‘Een dag later benaderde Walter mij. Of ik een track wilde inspelen voor hun comeback-cd Two Against Nature. Waanzinnig! Opeens zat ik in de studio met mijn helden. Vinnie Colaiuta, Ricky Lawson en Dennis Chambers hadden allemaal al tracks voor die cd opgenomen en daar zat ik nu op hun plaats. Het was heel spannend, en de namen van al die legendarische drummers die bij Steely Dan hebben gespeeld flitsten door mijn hoofd. Ik heb uiteindelijk gewoon geïmproviseerd en was allang blij dat de ze mijn bijdrage hebben gebruikt.’
Simpel
Ook Donald Fagen was weg van Carlock en het tweetal vroeg hem mee te gaan op tournee.
‘Dat was het mooiste moment in mijn leven. Bijna elke drummer droomt ervan om in Steely Dan te spelen, maar ik was degene die met de hele band in de repetitieruimte mocht zitten om partijen te leren van helden als Bernard Purdie, Steve Gadd en Jeff Porcaro. De shuffle van Babylon Sister, de groove van Josie, het losse ritme van Deacon Blues. De tour die daarna volgde, was werkelijk fantastisch om te doen. Donald en Walter hebben mij enorm gemotiveerd en mede door hen groeide ik als drummer met de dag.’
De tevredenheid over de samenwerking was volledig weerzijds. Toen Fagen en Becker opnieuw de studio in doken om het album Everything Must Go op te nemen, besloten ze om eens niet een hele batterij drummers in te huren, maar alle partijen te laten inspelen door één man: Keith Carlock.
‘Het grappige is dat ik heel weinig tijd voor die klus kreeg. De enige opdracht was dat ik het heel simpel moest houden. De click moest het ritme dirigeren, meende Donald Fagen. Als ik nu het resultaat terughoor, ben ik best tevreden, maar ik vind wel dat het nog heel wat beter had gekund.’
Te lelijk
Hoe dan ook, het album fungeerde als één grote reclamespot voor Carlock’s drumtalent.
‘Opeens word je gebeld door mensen die je helemaal niet kent. Meestal zijn het de managementbureaus van artiesten. Sterren bellen immers zelf niet.’
Een van die mensen was Miles Copeland, broer van Police-drummer Stewart Copeland, maar belangrijker nog, manager van Sting. Vinnie Colaiuta had aangegeven niet mee te willen op wereldtournee, waarna de scouts van de Engelse zanger met de naam van Keith Carlock op de proppen kwamen.
‘Schijnbaar hebben ze mij een paar keer bekeken in 55 Bar, en dat beviel hen wel. Net als bij Steely Dan zat ik een week na het eerste telefoontje met de complete band in een repetitiestudio.’
Carlock is vanaf begin dit jaar met Sting op pad en het bevalt hem prima.
‘Ik krijg heel veel goede reacties van zowel het publiek als de band. Sting is een man die heel goed weet wat hij wil en hij is gewend om met de beste drummers ter wereld te spelen. Dat is zeker een uitdaging, maar het is er wel een waarvan ik weet dat ik hem aankan.’
Die mening wordt bevestigd als Sting himself aan het einde van het interview even bij Carlock en zijn Nederlandse gezelschap komt staan. Hij geeft de drummer een bemoedigend tikje op de schouder, schudt iedereen de hand en weigert vervolgens om te poseren voor de Slagwerkkrantfotograaf. ‘Vandaag ben ik te lelijk’, luidt zijn motivatie. Keith Carlock poseert daarna gewillig in elk standje. Nog wat onwennig, maar wel met een natuurlijk charme. Hij zal het in de toekomst nog vaak moeten doen.
Zie voor notenwerk ‘Spelen met Keith Carlock’ (Slagwerkkrant 118).